4. Ted Nelson en Xanadu

Xanadu is moeilijker te beschrijven dan Memex of World Wide Web. Dat komt omdat Memex geschiedenis is, voltooid verleden tijd, en World Wide Web heden is, dagelijks gebruiksvoorwerp, maar Xanadu geen van beide. Na ruim veertig jaar is het concept en de bijbehorende software nog altijd in ontwikkeling. Pas de laatste paar jaar zijn stukken werkende software gepubliceerd. In zekere zin is Xanadu door het Web ingehaald, al belooft Nelsons systeem oplossingen voor problemen waar het Web nog lang geen raad mee weet, zoals het breken van links wanneer documenten worden verplaatst.

Maar zelfs al lost Xanadu zijn beloften nimmer in, dan nog blijft de invloed van Nelsons ideeën op anderen. Nelson bedacht het woord ‘hypertext’ en was een belangrijk pleitbezorger van de toepassing ervan. Reconstructie van zijn ideeën is echter niet altijd eenvoudig. Veel ervan zijn beschreven in enkele boeken die hij in eigen beheer heeft uitgegeven. Een ervan, Literary Machines, is onlangs herdrukt[135]De herdruk is van editie 93.1. De oorspronkelijke uitgave dateert van 1981. In 1987 verscheen een sterk herziene en uitgebreide versie, 87.1 genaamd. Hierin zijn voor het eerst vele technische details over Xanadu opgenomen. Zelf verwijst hij ook nog naar een editie 91.1. Ik beschik uitsluitend over 93.1. Volgens Nelson verschilt deze voornamelijk in het voorwoord en de cover van de versie uit 1987.. Maar zijn andere boeken zijn nergens meer te krijgen. De klassieker Computer Lib/Dream Machines is in geen enkele in de nationale catalogus opgenomen bibliotheekcollectie in Nederland aanwezig. Het is niet meer in druk en de zeer sporadisch aangeboden tweedehands exemplaren zijn uiterst kostbaar[136]Onlangs werden twee exemplaren bij Amazon aangeboden voor ruim 450 dollar per stuk..

Nelson publiceerde enige paragrafen van een autobiografie, maar ook dit project wacht op voltooiing[137]Enkele fragmenten uit de autobiografie World Enough zijn op een website te vinden (Nelson, s.a.).. Het enige grote stuk dat over hem is geschreven – ‘The Curse of Xanadu’ van Gary Wolf – heeft hij scherp bekritiseerd, zij het dat een aanzienlijk deel van de kritiek tamelijk futiele details betreft zoals de naam van een straat in Sausolito[138],,There is no Marin Boulevard in Sausolito. He means Bridgeway.” Het is het begin van een negen pagina’s tellende lijst opmerkingen over het artikel van Wolf. (Nelson, 1995)..

 

Biografie

Ted Nelson werd in 1937 geboren in Greenwich Village, New York, als enig kind van filmregisseur Ralph Nelson en actrice Celeste Holm, amper achttien jaar oud. Toen hun zoon geboren werd waren ze nog niet getrouwd, en twee jaar na de geboorte waren ze al weer gescheiden[139]In publicaties van en over Nelson is hierover niets terug te vinden, wel in de biografie van Celeste Holm op Reel Classics (Reel Classics, 2002). Zijn ouders zag hij dan ook weinig. Opgevoed werd hij door zijn grootouders van moeders zijde. Vandaar dat hij aanvankelijk door het leven ging als Theodor Holm II, totdat een leraar hem erop wees dat zijn vaders achternaam Nelson was[140]Aldus ‘The Oral History of the Universe’ in zijn onvoltooide autobiografie. (Nelson, s.a.).. Hij was toen negen. Zijn moeders achternaam is hij blijven gebruiken als tussenvoegsel: zijn meeste publicaties zijn verschenen onder de naam Theodor Holm Nelson.

Het wat eenzame, weinig atletische jochie was al jong gefascineerd door allerlei wilde ideeën die hij opdeed uit boeken, tijdschriften, radio, film en later televisie. Als achtjarige las hij ‘As We May Think’ in The Atlantic Monthly, waarop zijn grootouders waren geabonneerd[141],,I think I read it when it came out in 1945. Since I was eight my memory is necessarily incomplete. Everyone else who would have been in the family is now deceased. But we did subscribe to The Atlantic Monthly and I think there’s a very good chance I read it at that time.” (Schmideg, 2000). Hij omschrijft zichzelf als an intense media kid. Veel tijd bracht hij door in boekhandels en bioscopen. Op zijn vijftiende trad hij toe tot een filmgenootschap. Tot zijn helden behoorden onder meer de ontwerper Richard Buckminster Fuller, over wie hij in 1949 in Reader’s Digest las dat hij zijn eigen geometrie had uitgevonden. ,,I said ‘Wow! You’re allowed to do that?! Hey![142]Deze herinnering haalt hij op tijdens een seminar aan Stanford University. (Nelson, 1999b) en de filmregisseur Orson Welles.

Hij bezocht de Bentley School, een progressieve school in Uptown Manhattan (86e straat), maar veel plezier beleefde hij daar niet aan. Op een gegeven moment stond hij zelfs op het punt een leraar met een geslepen schroevendraaier te lijf te gaan. Maar Nelson ging uiteindelijk de confrontatie uit de weg[143],,Bored and disgusted by school, he once plotted to stab his seventh-grade teacher with a sharpened screwdriver, but lost his nerve and instead walked out of the classroom, never to return.” (Wolf, 1995).

Portret Ted Nelson

Figuur 8. Ted Nelson

In 1954 begon hij aan een studie filosofie aan Swarthmore college in Pennsylvania, waar hij vijf jaar later zijn BA-graad behaalde, mede dankzij vele activiteiten buiten het directe studieprogramma. ,,In college I majored in extra-curriculars”, zei hij later[144],,By the time I got out …[…] I had produced an LP, I’d made a movie, I’d done the world’s first rock musical […] I had done newspaper and magazine stuff […].” (Nelson, 1999b). Hij schreef onder meer een rockmusical. Tot zijn studiegenoten aan Swarthmore behoorde Andries van Dam, de latere hypertextpionier van Brown University. Die volgde weliswaar een technische studie, maar Nelson en Van Dam kenden elkaar onder meer van een filmproject en van het frisbeeën. Bij wijze van vakantiebaan werkte hij in de zomer van 1955 als redactieassistent bij de New York Times.

Toen Nelson in 1959 aan Harvard begon aan een studie sociologie, veroverden computers een vaste plek aan universiteiten. Een van zijn studieactiviteiten in zijn tweede jaar betrof het ontwerpen en programmeren van een tekstverwerker, een type programma dat toen nog niet bestond[145],,The idea was to store your manuscripts in the computer, change them with various editorial operations, and print them out.” (Nelson, 1993; 1/25). Hij heeft het project nooit afgemaakt, maar het heeft wel zijn denken over computers en informatie diepgaand beïnvloed. Dat begon met de overtuiging dat alle media digitaal zouden worden.

Hoewel hij afstudeerde als socioloog was hij dusdanig gegrepen door computers dat hij daarin zijn carrière wilde voortzetten. Dat bleek echter niet zo eenvoudig: computers werden gezien als iets wiskundigs, en van wiskunde had Nelson weinig kaas gegeten. Hij slaagde er niet in een baan in de computerbranche te verwerven. Na zijn afstuderen begon hij als medewerker van het dolfijnenonderzoekscentrum van John Lilly. In 1965 werd hij docent sociologie aan Vassar College in Poughkeepsie, New York.

Zijn aanstelling verschafte hem tevens tijd om wat van zijn ideeën over informatietechnologie te formuleren. Dit leidde tot zijn eerste wetenschappelijke publicatie, een presentatie op de nationale conferentie van de Association for Computing Machinery (ACM) in Cleveland, Ohio in 1965. Zo’n achthonderd deelnemers waren aanwezig bij zijn presentatie, waarin hij het woord ‘hypertext’ introduceerde[146]Net als andere oude ACM-papers is dit document (Nelson, 1965) sinds kort integraal op het World Wide Web te vinden.. Althans volgens de officiële geschiedschrijving. Hij had die term namelijk al eerder gebruikt in zijn colleges op Vassar. Een schriftelijke bron daarvoor is een verslag uit de krant van het instituut[147]Het krantenartikel over het college dateert van 3 februari 1965 (Wedeles, 1965), de conferentiepaper van 24 augustus van dat jaar (Nelson, 1965). In het krantenartikel wordt de term overigens geschreven als ‘hyper-text’, met een koppelteken. In Nelsons eigen publicatie is het koppelteken verdwenen..

Vervolgens werkte hij bij uitgeverij Harcourt Brace. Hier koos Nelson de naam Xanadu voor zijn hypertextsysteem, vanwege de connotatie die deze naam had in literaire kring: het mysterieuze paleis in Coleridges gedicht Kubla Kahn. ‘Xanadu seemed the perfect name for a magic place of literary memory’. Hij slaagde er zelfs bijna in om zijn baas ervan te overtuigen een kwart miljoen dollar te steken in de ontwikkeling van het systeem[148],,Had I been a better politician we might have built the system”, schrijft Nelson. (Nelson, 1993; 1/30). Maar de uitgever besloot in plaats daarvan te investeren in computer aided instruction, waarop Nelson elders emplooi zocht.

Na ongeveer een jaar te hebben gewerkt aan een tekstsysteem voor een militair laboratorium, belandde Nelson bij Brown University, bij de vakgroep van zijn studiegenoot en frisbeemaatje Andries van Dam. Hij verschilde echter principieel met Van Dam van mening over de uiteindelijke presentatie van materiaal. Van Dam zag teksten uiteindelijk op papier verschijnen, Nelson geloofde heilig in het beeldscherm als medium. Nelson legde het af[149],,Their view, of course, prevailed.” (Nelson, 1993; 1/31). Voor de presentatie van Browns Hypertext Editing System op de Joint Computer Conference in 1969 regelde Nelson toestemming van de uitgever om Nabokovs gedicht Bleek Vuur te gebruiken, maar dat vonden de medewerkers van IBM te buitenissig.

In de jaren daarna opereerde Nelson vanuit zijn appartement op Manhattan in tal van los-vaste samenwerkingsverbanden met zowel professionele programmeurs als teenage whizzkids aan de Amerikaanse oostkust. Maar academia bleef trekken. In 1973 trad Nelson in dienst van de University of Illinois in Chicago. Net als eerder aan Vassar College verschafte deze aanstelling hem de rust en de ruimte om ideeën te boek te stellen. Te meer daar al snel bleek dat zijn ideeën slecht aansloten bij die van de rest van het personeel van de computerafdeling waar hij formeel werkte. Een jaar lang werkte hij aan wat een legendarisch boek zou worden: Computer Lib. Hij gaf het in eigen beheer uit en verkocht vele tienduizenden exemplaren, maar hield er door slechte zakelijke afspraken weinig aan over[150]Nelson claimt in 1993 50.000 exemplaren te hebben verkocht. (Nelson, 1993; 1/33).

Eigenlijk waren het twee boeken: de achterkant vormde de cover van een ander boek, Dream Machines. Hierin schrijft hij vooral over hoe computers kunst zullen gaan veranderen. Het is ook de eerste voor een breed publiek toegankelijke beknopte schriftelijke weergave van de grote lijnen van Xanadu.

Het boek verschafte Nelson wel bekendheid en status in de hackers scene. Daarmee begon de opbouw van een min of meer stabiele schare van volgelingen die over een periode van bijna tien jaar met tussenpozen en in verschillende samenstellingen aan Xanadu werkten. Intussen doceerde Nelson nog enige tijd over zijn eigen werk aan Swarthmore.

Een sleutelrol in de ontwikkeling van Xanadu speelde de zomer van 1979, toen Nelson met een groepje enthousiaste programmeurs een huis had gehuurd in Swarthmore. Veel tijd werd besteed aan discussies, zodat ze eigenlijk pas aan het eind van de zomer toe kwamen aan het schrijven van broncode. Een deel van het groepje vertrok toen weer naar andere banen, enkelen gingen nog enkele maanden door in een gezamenlijk gehuurd huis in King of Prussia, Pennsylvania. Af kwam het niet. Deze zomer vormde tevens het begin van de nog steeds voortdurende samenwerking met Roger Gregory, programmeur en computerreparateur, tegenwoordig na Nelson de belangrijkste eigenaar van een van de twee Xanadubedrijven, Xanadu Operating Company.

Wederom brak een periode aan van verspreide werkzaamheden op allerlei plekken. Hij werkte onder meer bij het computerbedrijf Datapoint in San Antonio, Texas. Over Nelsons bronnen van inkomsten in de eerste helft van de jaren tachtig is weinig of niets bekend, evenals over zijn privéleven. Vast staat dat hij een zoon heeft, Erik[151]Dit blijkt uit een éénregelig bedankje aan het slot van Literary Machines: ,,Thanks to my son, Erik Nelson, for suggesting the chapter title ‘Civilization and Its Disk-Contents’.’ (Nelson, 1993; 6/3).

Een zekere rusteloosheid zit ook wel in zijn gestel. Nelson lijdt aan wat tegenwoordig wordt gediagnosticeerd als attention deficit disorder: hij is zeer snel afgeleid en weet dan ook niet meer waarover hij twee minuten geleden sprak[152],,If he is stopped in the middle of anything, he forgets instantly. Only by running his own tape recorder could Nelson be confident that his words would not float off, irrecoverably, into the atmosphere.”(Wolf, 1995). Daarom is hij ook voortdurend in de weer met cassetterecorders en videorecorders om zijn eigen handelen vast te leggen. Toen Tim Berners-Lee een foto wilde maken bij hun ontmoeting, trok Nelson onmiddellijk zijn videorecorder[153],,I asked Ted, with some embarrassment, if he would mind posing for my scrapbook. He replied, ‘Certainly, not at all. I understand completely.’ He the produced from his knapsack a video camera to shoot some video footage of me.” (Berners-Lee, 1999; 72). Ook Wolf werd tijdens zijn interview met Nelson op de band gezet. Wolf ziet het Xanaduproject dan ook vooral als een manier waarop Nelson poogt zijn eigen gedachten ooit bij elkaar hoopt te houden[154],,Xanadu, the ultimate hypertext system, began as Ted Nelson’s quest for personal liberation. The inventor’s hummingbird mind and his inability to keep track of anything left him relatively helpless. […] he needed a way to avoid getting lost in the frantic multiplication of associations his brain produced.” (Wolf, 1995).

In 1981 verscheen Literary Machines, een eveneens in eigen beheer uitgegeven boek. Dit is vrijwel helemaal gewijd aan Xanadu en nog altijd de belangrijkste bron voor een beter begrip van het systeem. Het is een ongebruikelijk boek in de zin dat het doorlopende paginanummering geeft – geen sequential writing dus – en geen doorlopende hoofdstuknummering. In plaats daarvan telt het onder meer een hoofdstuk nul, zeven hoofdstukken één, een hoofdstuk twee en zeven hoofdstukken drie. Het laatste hoofdstuk één is een integrale weergave van de tekst van ‘As We May Think’. In 1987 en 1993 verschenen herziene versies van dit boek, de laatste is onlangs herdrukt. Nelson was sinds 1979 niet meer direct betrokken bij het programmeerwerk[155],,At the time this book was first written, in 1981, I had been out of the Xanadu development for two years.” (Nelson, 1993), en speelde vooral een rol als uitdrager van de achterliggende ideeën.

Op een hackersconferentie in 1987 ontmoette Roger Gregory John Walker, oprichter van Autodesk, de toonaangevende fabrikant van industriële computer aided design software. Walker had al gehoord van Xanadu, en overtuigde het management van Autodesk ervan dat ze daar geld in moesten steken. Zo geschiedde. Nelson kreeg een aanstelling als Autodesk Distinguished Fellow en een kamer op het hoofdkantoor van de firma in Sausolito, California. Een groepje programmeurs toog aan de slag in een lab van het bedrijf enkele tientallen mijlen verderop in Palo Alto[156],,By the time we received sponsorship in 1988, the technical guys did not particularly want me back.” (Nelson, 1993).

Walker had hooggestemde verwachtingen van het systeem[157],,In 1964, Xanadu was a dream in a single mind. In 1980, it was the shared goal of a small group of brilliant technologists. By 1989, it will be a product. And by 1995 it will begin to change the world.” (Walker, 1988). Autodesk nam een aandeel van tachtig procent in de techniek, ondergebracht in Xanadu Operating Company, Inc. Nelson hield het alleenrecht op exploitatie van auteursrechtverrekeningen en van een franchiseketen van gelegenheden waar het publiek toegang zou hebben tot het netwerk – een keten van wat we nu internetcafés zouden noemen. Dit concept beschrijft hij reeds in Dream Machines, verschenen in 1974, hetzelfde jaar waarin Cerf en Kahn het woord ‘internetworking’ voor het eerst publiceerden en dat daarom als het geboortejaar van internet mag gelden.

Vier jaar later stortte de koers van Autodesk in onder invloed van dramatisch slechte resultaten over het vierde kwartaal van 1991. Er moest flink bezuinigd worden, en Xanadu was een van de projecten die sneuvelden. Het was nog altijd niet af. In augustus 1992 deed het bedrijf afstand van zijn aandeel in Xanadu Operating Company. Enkele programmeurs uit het Autodeskgroepje werkten nog enige tijd aan het project door in dienst van een automatiseringsbedrijf met de naam Memex, maar toen dit zijn betalingsverplichtingen niet na kon komen viel de groep definitief uiteen.

Sinds 1994 is Nelson verbonden aan Keio University in Sapporo, Japan. Hier werkt hij nog altijd verder aan Xanadu. De laatste paar jaar zijn de eerste stukken werkende software gepubliceerd. De broncode van Xanadu, jarenlang een goed bewaard geheim, is sinds 1999 voor iedereen beschikbaar.

 

Beschrijving van Xanadu

Het hypertextnetwerksysteem Xanadu is op verschillende manieren te beschrijven. Drie invalshoeken zijn hier relevant: een beschrijving in termen van een programma van eisen, een beschrijving van juridische context, en een beschrijving van gerealiseerde of gedeeltelijk gerealiseerde software. De drie benaderingswijzen zullen in deze volgorde worden behandeld. Daarbij is met name geput uit Literary Machines 93.1, dat de meest uitvoerige beschrijving van Xanadu bevat[158]Daar waar geen nadere verwijzing wordt gegeven, is geput uit Literary Machines, editie 93.1, met name uit de hoofdstukken twee, drie en vier..

Het programma van eisen ging historisch aan de andere twee benaderingen vooraf. Dit is waar Nelson in 1960 mee begon. Het hypertextkarakter van het systeem zit hem er in de eerste plaats in dat het mogelijk is te verwijzen door middel van een hyperlink naar willekeurig welk fragment van een document. Men kan dus niet alleen verwijzen naar een bepaald document, maar ook naar een alinea, een zin, een woord, of zelfs een bepaald teken in dat document. Deze verwijzingen zijn naar beide kanten zichtbaar (te maken). Men kan dus niet alleen zien – zoals bij het World Wide Web – naar welke documenten een bepaald document linkt, maar ook welke documenten linken naar een bepaald document of een passage daarin.

Een belangrijk vraagstuk waarmee Nelson zich vanaf het begin heeft beziggehouden is hoe voorkomen kan worden dat een link breekt wanneer een document wordt gewijzigd of verplaatst. De oplossing hiervoor is een vorm van versiebeheer: ook oudere versies van een document blijven bewaard in het systeem. Wanneer wordt gelinkt naar een passage die uit een document is verwijderd, komt men bij het volgen van die link terecht in de oude versie – de versie die de desbetreffende passage nog wel bevat.

Xanadu

Figuur 9. Schematisch overzicht van het Xanadunetwerk[159]Afkomstig uit Literary Machines, pagina 0/10.

Verplaatsing van documenten levert in Xanadu geen probleem op, omdat een document in dit systeem door een eigen kenmerk wordt geïdentificeerd, en niet – zoals in het World Wide Web – door de plaats waar het is opgeslagen.

Werken met verschillende versies van documenten kan gemakkelijk onoverzichtelijk worden. Nelson hecht dan ook veel waarde aan de integriteit van documenten. In beginsel moet elk uniek stukje van een document, of dat nu een zin is of een hoofdstuk, slechts één keer worden opgeslagen in het systeem, eventuele technische kopieën daargelaten. In dit opzicht lijkt het ontwerp op dat van een relationele database, waarbij het uitgangspunt ook is dat elk informatie-element slechts één keer wordt opgeslagen. Dat is niet alleen efficiënt in de zin dat het weinig ruimte inneemt – woekeren met ruimte speelde een belangrijke rol in de jaren zestig en zeventig, toen statisch geheugen nog peperduur was – het is ook efficiënt in beheersmatige zin: een eventuele wijziging hoeft altijd slechts op één plaats te worden doorgevoerd.

Dit betekent dat wanneer in een document één alinea wordt toegevoegd de nieuwe versie van het document slechts de nieuwe alinea bevat plus verwijzingen naar de oude versie van het document. Het zijn wel een bijzonder soort verwijzingen: ze zorgen er namelijk voor dat wanneer de herziene versie wordt opgeroepen, de ongewijzigde alinea’s gewoon te zien zijn. De vorm van via een link opnemen van een deel van een document heet bij Nelson ‘transclusie’.

De combinatie van tweezijdig zichtbare links, versiebeheer en transclusie vormen de kern van het Xanadusysteem.

Transclusie speelt in de ogen van Nelson niet alleen een rol in het versiebeheer, maar ook in verwijzingen naar externe documenten. Indien iemand een passage uit een ander document citeert, zo stelt hij voor, tikt hij die niet opnieuw in, maar transcludeert hij die uit het oorspronkelijke document. Dat spaart niet alleen ruimte, het betekent ook dat de oorspronkelijke context van het citaat direct beschikbaar is voor de lezer: hij kan immers de transclusielink volgen. Het wordt daarmee voor lezers veel gemakkelijker om bronnen te controleren.

Het transcluderen van grotere stukken tekst van een andere auteur kan op auteursrechtelijke bezwaren stuiten. Om dit te voorkomen is de techniek van het Xanadusysteem omgeven door een juridisch kader. Wie in het Xanadusysteem iets wil publiceren moet een contractuele relatie met het bedrijf Xanadu aangaan. In dit contract is onder meer geregeld dat de auteur (of andere auteursrechthebbende) iedereen toestemming geeft het ingebrachte materiaal onbeperkt te transcluderen. Als tegenprestatie ontvangt de oorspronkelijke auteur of andere rechthebbende een vergoeding voor elke transclusie die wordt opgevraagd door een lezer. Dit heet transcopyright. In beginsel gebeurt dit volgens een eenheidstarief per byte informatie. Gebruikers van het systeem betalen dus ook per byte opgevraagde informatie, los van eventuele verbindingskosten. Al die afrekeningen van zeer kleine bedragen – het gaat steeds om fracties van centen – verlopen direct en normaalgesproken onzichtbaar voor de gebruiker. De techniek daarvoor, door Nelson tegenwoordig HyperCoin genoemd, zit ingebakken in het systeem.

Een ander aspect van het publicatiecontract is dat een auteur niet zo maar documenten kan terugtrekken: dat zou immers de integriteit van links kunnen aantasten. Oude versies moeten beschikbaar blijven. Slechts via een zware en langdurige procedure kan een document dat eenmaal is gepubliceerd gedepubliceerd worden.

Dit contractuele karakter van Xanadu is essentieel, omdat transclusieachtige technieken in HTML als framing en embedding volgens het gangbaar auteursrecht niet zijn toegestaan zonder toestemming van de rechthebbende[160]Uiteraard komen deze termen niet in de Auteurswet uit 1912 en zijn buitenlandse equivalenten voor. Ook is er weinig jurisprudentie over. Wel zijn er behoorlijk wat conflicten gerezen, met name over framing (het tonen van een webpagina op zo’n manier dat het lijkt alsof die deel uitmaakt van een andere site, waardoor men bijvoorbeeld eigen advertenties kan plaatsen bij de kopij van een ander). In vrijwel alle gevallen worden zulke conflicten geschikt voordat het tot een rechterlijke uitspraak komt. Framing van informatie van partijen die zich een goede advocaat kunnen veroorloven komt op het World Wide Web dan ook nauwelijks meer voor.. Ook het bewaren van oude versies kan alleen contractueel gegarandeerd worden. In Xanadu is het samenstellen van readers en bloemlezingen dus heel gemakkelijk. Dat is ook expliciet Nelsons bedoeling. Hij is ervan overtuigd dat de toekomst is aan de zapper, niet alleen bij televisie, maar ook bij het geschreven woord. Mensen zullen in de toekomst vooral de voor hen relevante fragmenten lezen en niet meer hele werken[161],,It was always a premise of the Xanadu project that in the future people are going to read and view fewer and fewer finished works as the avalanche of media increases; and so paying for only what you want (and getting to keep it), but knowing you can get the rest, is what we really need.” (Nelson, 1999a).

Door de contractuele afbakening ervan vormt Xanadu in beginsel een gesloten systeem, ook al heeft Nelson universele pretenties. Verbonden met de geslotenheid van het systeem is de zakelijke opzet ervan. Xanadu is een geregistreerd handelsmerk, evenals trouwens allerlei andere Nelson-woorden. Nelson staat een bedrijf voor ogen dat het hele systeem exploiteert. Toegang tot het systeem kan worden geboden door locale providers, die volgens een franchisecontract met Xanadu samenwerken. Deze aanbieders kunnen toegang verzorgen vanuit huis, bijvoorbeeld via een inbelverbinding, maar zij kunnen ook publiek toegankelijke ruimten met computers exploiteren, een soort internetcafés voor het Xanadusysteem. Nelson stelt zich bij deze zogeheten SilverStands McDonaldsachtige ruimten voor langs de snelwegen en in winkelcentra, waar in Startrekachtige uniformen gekleed personeel de bezoekers wegwijs maken op het netwerk. Permanente bijscholing van dit personeel, en ook presentaties aan het publiek, zou de taak zijn van een rondtrekkende elite van Xanadugeneralisten, het HyperCorps.

Zonder in al te veel details te treden over de techniek van Xanadu, kan worden gesteld dat een cruciaal aspect wordt gevormd door de toekenning van een unieke identificator aan elk (deel van een) document. Deze identificatoren heten in het idioom van Nelson ‘tumblers’. Het is een hiërarchisch nummeringssysteem, enigszins vergelijkbaar met dat van het telefoonnet. Daar heb je landnummers, netnummers, abonneenummers en eventueel doorkiesnummers. Bij tumblers heb je nummers voor servers, daarbinnen voor accounts (overeenkomend met gebruikers), daarbinnen voor documenten en daarbinnen voor versies en posities binnen documenten. Door te verwijzen naar een bereik van tumblers kan men een passage in een document aanduiden, of – op een hoger niveau – een groep gebruikers of servers.

Hierna kan een link worden gedefinieerd door drie kenmerken: de tumbler(s) van de bron, de tumbler(s) van het doel, en een typeaanduiding, zoals contentlink of transclusie. De voorbeelden die Nelson gebruikt zijn allemaal uitgewerkt voor tekst, maar in beginsel zou dit systeem ook moeten kunnen omgaan met plaatjes of geluid.

Tumblers

Figuur 10. Structuur van ‘tumblers’

In de loop der jaren zijn delen van het systeem in allerlei programmeertalen op allerlei typen computers geschreven. De huidige versie is geschreven in C en draait onder het besturingssysteem Unix.

 

Wortels van Xanadu

Nelsons motieven voor de ontwikkeling van Xanadu liggen diep verankerd in zijn persoonlijke geschiedenis. Als kind had hij reeds een zeer brede belangstelling, waarbij hij wilde dwarsverbanden tussen ogenschijnlijk niet verwante onderwerpen niet schuwde. Alleen, hoe hield je daar overzicht over? Die vraag drong zich des te sterker op aan iemand die veel moeite heeft om zijn aandacht ergens bij te houden.

Al jong droomde hij dan ook van een soort Memex. Het essay van Bush kende hij. Maar hij realiseerde zich al snel dat zo’n Memex een tamelijk geïsoleerd ding zou zijn. Nelson wilde verbindingen met de rest van de wereld[162],,From boyhood I was a fierce intellectual, absorbed in the interconnection of all ideas. When I saw that typewriters and file cards could not possibly handle these interconnections, and that computers might, I did the only possible thing. First came my private dream of a writer’s console – but because this was lonely and pointless it led to the dream of an open hypertext publishing system based on new forms of interconnection.” (Nelson, 1990; 45). Een verschil met Bush is dat deze zijn Memex in de eerste plaats zag als een opzoekmachine. Weliswaar een waarin de gebruiker zelf links en annotaties en aantekeningen zou kunnen plaatsen. Nelson wilde niet alleen zoeken, maar vooral ook zelf schrijven en publiceren.

Nelsons eerste ervaring met het schrijven van een serieus boek werd een mislukking. Als tweedejaars op Harvard werkte hij aan een boek onder de werktitel Truth, Man and Choice. De oorzaak van zijn falen zocht hij in de problemen die hij had met het organiseren van zijn ideeën[163],,My efforts to finish writing a book of philosophy, then called Truth, Man and Choice, had fallen through, in part (I realized) because of the extreme difficulty I had organizing the ideas.” (Nelson, 1990; 45). De frustratie over zijn mislukte boek was kersvers toen hij in het najaar van 1960 zijn eerste computercursus volgde. Het handboek van de IBM 7090 vormde een openbaring: daarin stond een foto van een beeldscherm dat was verbonden met de computer. De toen gangbare communicatie met een computer verliep via stapels ponskaarten. In een computerblad zag hij een foto van een beeldscherm met een kaart erop. Het was evident dat computers in de loop der jaren steeds goedkoper zouden worden. Deze elementen – beeldschermen met plaatje, opslag van tekst, goedkope computers – kwamen in de gedachten van Nelson bijeen: dat betekende dat er techniek beschikbaar zou komen om alle losse eindjes van zijn gedachten aan elkaar te knopen, zonder dat er één lopend betoog uit moest komen[164],,this meant that writing no longer had to be sequential” (Nelson, 1990; 46).

Hij besloot geen nieuw boek meer te schrijven voordat hij de geschikte middelen had om dat op zijn manier te doen. Zijn verwachting in de herfst van 1960 was dat het hem drie tot zes maanden zou kosten om een hypertextprogramma in elkaar te zetten. Dat het van toen af allemaal snel zou gaan, stond voor hem vast: hij meende dat in 1962 hypertext het gedrukte woord zou vervangen. ,,I mistook a clear view for a short distance”, schreef hij ruim twintig jaar later[165]In de eerste uitgave van Literary Machines. (Nelson, 1990; 46).

In enkele weken ontwikkelde Nelson in de herfst van 1960 een viervoudige visie: Ten eerste zou er een nieuw literair genre ontstaan van zich vertakkende, niet-sequentiële documenten die vanaf een computerscherm zouden worden gelezen. Ten tweede zou deze nieuwe literatuur de oude opvolgen, omdat alle oude werken zouden worden overgezet naar dit nieuwe systeem. Ten derde zou er een nieuw distributiesysteem ontstaan van relatief kleine computers waarmee al deze informatie bij de gebruikers zou worden bezorgd. En ten vierde zou dit een franchisesysteem zijn, met speciale software en een ingebouwde regeling voor auteursrechten dat aanbieders wereldwijd zouden kunnen gebruiken[166],,I am surprised to say it still looks to me as if this is what will happen”, schreef hij dertig jaar later. (Nelson, 1990; 47).

Zijn studieopdracht kreeg hij niet af en heeft hij als zodanig ook nooit afgemaakt. Maar aan het idee heeft Nelson permanent verder gewerkt. Aanvankelijk, in de jaren zestig, concentreerde hij zich op twee kwesties: hoe afzonderlijke hypertexten eruit zouden kunnen zien, en hoe er op een ordelijke manier kan worden verwezen. Enkele jaren na de publicatie van zijn eerste paper realiseerde hij zich dat individuele hypertexten niet de kern van het probleem vormen. Waar het uiteindelijk om gaat is om miljoenen documenten in hun onderlinge verbanden samen te brengen in een literatuur[167],,Throughout the seventies, the issue that crowded my mind was how to design this overall structured literature in which many hypertexts, documents, and authors could participate.” (Nelson, 1990; 50).

Nelsons motieven waren inmiddels verre uitgestegen boven de persoonlijke wens om gereedschap te hebben om zijn ideeën te structureren. Begin jaren zeventig kregen deze ideeën steeds meer de vorm van en soort ideologie, waarin computers een bevrijdende rol voor de mensheid is toebedeeld. ,,The purpose of computers is human freedom”, schreef hij[168]Hij heeft dit op vele plaatsen gedaan, onder meer (geheel in hoofdletters) in Nelson (1990, 44).. Product van deze opkomende ideologie was het boek Computer Lib in 1974. Kern van de bevrijding zou zitten in de revolutionaire vergroting van de toegankelijkheid van ideeën.[169]In Literary Machines formuleert hij twee hopen (Nelson, 1993; 1/2):
1. ,,To have our everyday lives made simple and flexible by the computer as a personal information tool.
2. ,,To be able to read, on computer screens, from vast libraries easily, the things we choose being clearly and instantly available to us, in a great interconnected web of writings and ideas.

Nelson geeft Bush én Engelbart uitvoerig krediet voor hun visionaire opvattingen. In Literary Machines is de tekst van ‘As We May Think’ integraal opgenomen. ,,I say Bush was right, and so this book describes a new electronic form of the memex, and offers it tot the world.[170],,The system described in this book builds on and fuses these two great visions (die van Bush en Engelbart – DvE). It is very close to Bush’s original memex, but now computerized; and its purpose is the augmentation of human intellect, as Doug Engelbart foresaw;” (Nelson, 1993; 1/5)

Waar zijn bijdrage aan de conferentie in Cleveland in 1965, waar hij het woord ‘hypertext’ introduceerde, weliswaar werd gehoord door achthonderd mensen maar nauwelijks navolging kreeg, leverde de publicatie van Computer Lib/Dream Machines in 1974 Nelson een hele schare volgelingen op. Zij hebben daarna het feitelijke programmeerwerk vrijwel geheel voor hun rekening genomen[171],,I had done the best I could with the design of the Xanadu system to that point. What I really did, it turned out, was find the people who could come in and take it over.” (Nelson, 1990; 52). Dat is uiteindelijk heel anders verlopen dan Nelson zelf had gedacht: hij meende aanvankelijk dat hij het project in zijn eentje zou kunnen realiseren[172],,I started this thing long ago thinking I could do it alone. I have always far preferred to work alone on complex ideas, usually finding people’s suggestions diversionary, obtrusive and irrelevant. Thus I did not imagine at the outset that I would come to shepherd a group of people smarter than I who would actually change the design, make it much bigger than I had conceived (and overrule several of my assumptions), actually get the thing done, and get it done right.” (Nelson, 1993; 1/22).

Het woord ‘hypertext’ is geboren in 1964. Nelson realiseerde zich dat het voor de kracht van zijn ideeën essentieel was om er een goede term voor te hebben[173],,Suppose we made up some stupid word like techotechnics or showmanshipnology?” (Nelson, 1990; 49). Zo kwam hij op ‘hypertext’. Een gewaagde keuze, want in sommige disciplines heeft het voorvoegsel ‘hyper’ een sterk negatieve connotatie, zoals in de psychologie of geneeskunde. Maar Nelson waagde het erop, want hij zocht aansluiting bij die andere connotatie van ‘hyper’, in de wiskunde en natuurwetenschappen als ‘uitbreiding’ en ‘generalisering’, zoals in het wiskundige begrip ‘hyperruimte’ (hyperspace).

Ook voor de keuze van de naam Xanadu speelden connotaties een belangrijke rol. De verwijzing naar het mysterieuze paleis in het gedicht Kubla Kahn van Coleridge leek hem passend voor een systeem waarin elk woord tot in de eeuwigheid bewaard zou blijven: Coleridge claimde immers het grootste deel van het gedicht te zijn vergeten voordat hij het kon opschrijven. Maar ook dit keer nam hij een risico met de connotatie: Xanadu is ook de naam van het nimmer voltooide kasteel van de hoofdpersoon uit Citizen Kane, een film van de door Nelson bewonderde Orson Welles.

 

Ontvangst van Xanadu

Van meet af aan, dat wil zeggen vanaf de eerste ideeën erover uit 1960, geldt Xanadu als ‘interessant’. Interessant genoeg in elk geval om er in de loop van veertig jaar tal van mensen in verschillende landen in verschillende tijden en verschillende omstandigheden enthousiast voor te krijgen.

Nelsons verhaal was in 1965 kennelijk reeds opmerkelijk genoeg voor de universiteitskrant van Vassar College om een berichtje te wijden aan zijn college. Niet elke docent zal die eer te beurt zijn gevallen. In dat zelfde jaar accepteerde de Association for Computing Machinery zijn paper, en woonden circa achthonderd mensen de presentatie ervan bij op de ACM-conferentie in Cleveland. Zelf zegt Nelson dat zijn bijdrage een enthousiast onthaal kreeg[174],,This was starting at the top, and it got a great reception. […] Occasionally, in the present day, people come up to me and say they were inspired by that frisk talk in Cleveland. But at the time, I didn’t hear about it.” (Nelson, 1990), maar dat niemand zijn ideeën oppikte, wellicht omdat niemand het begreep.

Vint Cerf, een van de uitvinders van het internetprotocol, vergelijkt de bijdrage van Nelson expliciet met die van Engelbart. Hij stelt niet te willen vervallen in een discussie over wie van de twee nu de grootste visionair is geweest, maar constateert wel dat Engelbart een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontwikkelen van werkende systemen, terwijl dat bij Nelson tot dan toe – zijn ingezonden brief in Wired dateert van 1995 – niet het geval was. Cerf trekt ook een les uit dit verschil: in de beperking toont zich de meester. De kracht van internet, en later het web, is dat het uit allemaal kleine stapjes bestaat; stapjes die telkens op elkaar voortbouwen. Zoiets is makkelijker te realiseren dan een grand design.[175],,One profound insight can be extracted from the long and sometimes painful Xanadu story: the most powerful results often come from restraining ambition and designing only microstandards on top of which a rich exploration of applications and concepts can be supported.” (Cerf, 1995)

Engelbart en Nelson hebben elkaar reeds in 1967 ontmoet – Nelsons paper uit 1965 noemt al wel Bush, maar niet Engelbart; waarschijnlijk kende hij diens werk toen nog niet. Ze hadden waardering voor elkaars ideeën. Er was sprake van dat Nelson voor Engelbarts project zou gaan werken. Maar bij die ontmoeting bleek ook dat de twee fundamentele verschillen van mening hadden: voor Engelbart was het faciliteren van samenwerking cruciaal, Nelson zocht naar een methode om de afwijkende eenling te faciliteren[176],,The thing about Doug was his emphasis on collaboration seemed to me completely naive. I’ve always been very sensitive to conflict {{laughter}} and the notion that there …, that you bring agreement to people …, agreement between people is a miracle. […] The other side of it, of course, is still to empower the dissenter and how to empower the person who wants to package the material differently.” (Nelson, 1999). In die zin is Nelson eerder de intellectuele erfgenaam van Bush, en Berners-Lee die van Engelbart.

De belangrijkste publicatie in de geschiedenis van het Xanaduproject is niet Literary Machines, waarin een gedetailleerde beschrijving van Xanadu is opgenomen, maar Computer lib. Niet zozeer omdat dit over Xanadu gaat – dat doet het nauwelijks – maar omdat dit boek hem de cultstatus verschafte in kringen van programmeurs die nodig was om de daadwerkelijke ontwikkeling van het systeem op gang te brengen. De zomer van Swarthmore in 1979 kan worden gezien als begin van die ontwikkeling. Op dat werk is later ook deels voortgebouwd.

De eerste publicatie van Literary Machines in 1981 heeft minder aanwijsbare gevolgen gehad. Voor het eerst kwam een gedetailleerde beschrijving beschikbaar van het Xanadusysteem, maar degenen die daadwerkelijk bezig waren met het bouwen van systemen, zoals Van Dam en zijn collega’s bij Brown University, verschilden van mening met Nelson over hóe zulke systemen zouden moeten gebouwd. Hun prioriteit was iets te bouwen waarmee in het volgend studiejaar weer een generatie studenten aan de slag kon; Nelson wilden in één keer de wereld veranderen.

Het Xanaduproject heeft zich sinds de jaren tachtig wel een plaats verworven in de literatuur over hypertext, ook al was er geen werkende versie beschikbaar voor het publiek. Nelsons ideeën en programma van eisen werden door velen die zich bezighielden met het vakgebied ‘hypertext’ als baanbrekend gezien. Dit blijkt onder meer uit de manier waarop over Nelson en Xanadu werd gesproken op de eerste internationale hypertextconferentie in 1987, waar Andries van Dam in zijn keynote address uitvoerig inging op de verdiensten van Nelson voor het veld[177],,Ted is a self-proclaimed visionary who deserves the title, and he turned on generations of people with ‘Computer Lib/Dream Machines’, a landmark work that still today – I reread a lot of it just a few days ago to prepare myself for this talk – is good reading. […] Also I really think Ted deserves the credit for thinking multimedia so early.” (Van Dam, 1987). De lof gaat uitdrukkelijk uit naar Nelson als inspirator en bedenker, niet als uitvoerder of programmeur.

Ook autoriteiten buiten het hypertextveld zagen wat in Nelsons ideeën. Zo gaf Microsoft Press in 1987 een herdruk uit van Computer Lib. Ook deze is overigens nergens meer te krijgen.

Een Amerikaanse Senaatscommissie onder voorzitterschap van Al Gore ondervroeg Nelson in 1989 als getuige over ‘de komende hypertextrevolutie’[178],,The dissemination and preservation of prepared information packages that can include graphics, sound, video, statistics, laboratory information and anything else we ever digitize should seem no more exotic to us than the instantaneous delivery of the human voice across the telephone, or the instantaneous delivery of the human comedy by television.” Aldus de woorden van Nelson. (Ditlea, 1998; 47). ,,The Xanadu system, or something very like it, is inevitable”, zei Nelson voor de commissie. Ook hier werd Nelson aangesproken als denker, niet als doener.

Ray Ozzie, de ontwerper van Lotus Notes, het bekendste programma om grote groepen mensen binnen organisaties met elkaar te laten samenwerken, werd in de jaren tachtig geïnspireerd door Nelsons denkbeelden[179],,During the time that I was pulling my thoughts together for what would eventually become Notes, Ted’s thinking was quite influential. The concept of using the new and wonderfully ‘personal’ computer for shared thought and collaborative process augmentation was a bit antithetical. His work gave me confidence that thinking differently was actually an okay thing to do, even if I couldn’t fully grasp where it was all going to end up.” Aldus Ozzie. (Ditlea, 1998; 47). Nelson gaat zelf overigens nog een stap verder met de claim dat ,,Lotus Notes came out of a discussion between Ray Ozzie and the author[180]Nelson verwijst hiervoor naar personal communication met Ray Ozzie. (Nelson, 1999a). Toen het product in 1986 op de markt kwam was het een van de eerste commercieel beschikbaar programma’s die waren gebaseerd op een client-server architectuur. Notes heeft een aantal van de mogelijkheden die Nelson in Xanadu wilde realiseren, zij het voor de besloten gebruikersgroep binnen het bedrijf of de organisatie waar Notes wordt toegepast. Het is in die zin geen ‘open’ systeem zoals Xanadu. Ozzie werkt op dit moment aan een peer-to-peer systeem voor samenwerking, Groove genaamd.

Ook een andere doener is geïnspireerd door Nelson: Bill Atkinson, de ontwikkelaar van HyperCard[181]Althans, dat claimt Nelson: ,,acknowledged by its developer, Bill Atkinson”, schrijft hij, maar een verifieerbare bron ontbreekt. (Nelson, 1999). In de handleiding van HyperCard – dat door Apple overigens nergens een hypertext systeem wordt genoemd – wordt wel gerefereerd aan Vannevar Bush, maar niet aan Ted Nelson. HyperCard werd van 1987 tot 1992 gratis meegeleverd met Apple computers en als zodanig het eerste hypertextprogramma dat op grote schaal verspreiding vond. Atkinson en Nelson hebben elkaar wel ontmoet in de tijd dat Atkinson net bij Apple was, maar terugblikkend zei Atkinson onlangs dat hij Nelson ‘alleen maar gek’ vond[182]‘I thought he was just bonkers’ said Atkinson.(Read, 2001). Maar dat had vooral betrekking op Nelsons ambitie voor een wereldwijd publicatienetwerk.

Cruciaal voor de ontwikkeling van Xanadu is de invloed op John Walker, oprichter van Autodesk. Autodesk is de fabrikant van AutoCAD, wereldwijd verreweg het belangrijkste programma voor het maken van tekeningen door ingenieurs en architecten. Walker had al gehoord van Xanadu toen hij op een hackersconferentie in 1987 kennismaakte met Roger Gregory, Nelson’s partner in het Xanaduproject. Autodesk was erop uit om software te ontwikkelen om documenten te delen, te distribueren en te redigeren – zag maar een soort Lotus Notes, of een World Wide Web zoals dat Berners-Lee voor ogen stond.

Walker had nog voldoende invloed binnen Autodesk om het management ervan te overtuigen in goede tijden te investeren in Xanadu. Zijn invloed bleek enkele jaren later niet groot genoeg om de activiteiten te beschermen bij economische tegenwind.

Tim Berners-Lee hoorde in 1988 voor het eerst van Nelson en Xanadu[183],,I had first heard of Ted in 1988 when reading about hypertext.” (Berners-Lee, 1999; 71). Hij bestelde Literary Machines. In 1992, direct nadat Autodesk aankondigde de steun aan het Xanaduproject te beëindigen, hebben ze elkaar voor het eerst ontmoet in Sausolito. De directe invloed van Xanadu op het World Wide Web is waarschijnlijk niet heel groot: Berners-Lee had veel van zijn gedachtegoed reeds ontwikkeld toen hij kennisnam van Literary Machines. Desalniettemin acht hij Nelsons bijdrage van zulk eminent belang, dat hij toen hij in 1992 in California was, Nelson per se wilde ontmoeten. Hij wijst echter belangrijke aspecten van Xanadu af, zoals het transcopyright[184],,One of the reasons Xanadu never took off was Ted’s insistence on a pricing mechanism, and the difficulty of creating one that was consistent across the whole world. In theory this would be possible on the Web with certain extensions, and a system of ‘micropayments’ – small debentures against a person’s bank account – would allow automatic payments in very small quantities. I was not keen on the idea of having only one business model for paying for information.” (Berners-Lee, 1999; 70-71).

De reacties in de loop der jaren op Nelsons ideeën zijn in vier categorieën in te delen. In de eerste plaats zijn er vele duizenden die vooral om de ideologie geïnteresseerd waren in Nelsons denkbeelden. Met name Computer Lib/Dream Machines heeft hem in de jaren zeventig een status bezorgd van bevrijdingstheoloog van de computerwereld. Langs die weg is hij in aanraking gekomen met programmeurs die uiteindelijk een aanzienlijk deel van het systeem in elkaar hebben gezet. In de tweede plaats zijn er softwareontwikkelaars die vooral zijn geïnspireerd door de perspectieven die Xanadu bood om binnen organisaties informatie te delen en te bewerken. Zij waren niet uit op een wereldwijd open systeem en deelden niet Nelsons visie op een betere wereld, maar zij wilden een product dat ze aan bedrijven zouden kunnen verkopen. Ray Ozzie en John Walker behoren tot deze categorie. Ten derde is er een zeer aanzienlijk aantal sceptici. Een deel van hen is sceptisch over bepaalde aspecten van Xanadu, zoals Berners-Lee en Vint Cerf, een deel is sceptisch over het hele project en niet zelden ook over de capaciteiten van Nelson om iets dergelijks te kunnen verwezenlijken. Gary Wolf heeft zich vooral door de toon van zijn artikel in Wired tot de belangrijkste vertolker van deze scepsis gemaakt. In het intro noemt hij Xanadu “the longest running vaporware project in the history of computing“. En ten vierde is er een groeiende groep die Nelson prijst als visionair die zijn tijd ver vooruit was, te ver wellicht. De bewondering voor de visie van Nelson heeft vooral een grote vlucht genomen door het massaal gebruik van het World Wide Web.

 

Nelsons eigen vervolg aan Xanadu

Het is niet vanzelfsprekend waar een ‘vervolg aan Xanadu’ zou moeten beginnen. Bij Bush is de publicatie van ‘As We May Think’ het ijkpunt, en kunnen we spreken van Bush’ vervolg aan Memex voor alles wat daarna gebeurde. Bij Berners-Lee zijn er verschillende momenten die gekozen kunnen worden als ‘het begin van het vervolg’: de formele introductie van het World Wide Web, het schenken van het Web aan het publiek domein door CERN, Berners-Lees vertrek bij CERN. In elk geval liggen deze alle binnen een bestek van enkele jaren, zodat alles wat zich vanaf 1994 afspeelt als ‘het vervolg aan’ kan worden gekenschetst.

Bij Xanadu is er niet zo’n vanzelfsprekend moment, omdat Nelson er nog steeds mee bezig is. In de ontwikkeling van Xanadu zijn wel enkele breukpunten aan te wijzen als het gaat om Nelsons betrokkenheid. Het eerste breukpunt is de zomer van Swarthmore in 1979, toen er voor het eerst door een groep programmeurs samen aan concrete broncode is gewerkt. Dit moment is ook van belang omdat het een verandering van de rol van Nelson markeert: daarvoor was hij direct betrokken bij het programmeerwerk, vanaf de zomer van 1979 nauwelijks. Zijn rol werd meer en meer die van conceptontwikkelaar en propagandist. Hij werd de bedenker en woordvoerder van Xanadu, steeds minder de maker.

Het tweede breukpunt is de beëindiging van de financiering van Xanadu door Autodesk. Ook in de jaren bij Autodesk bestond een rolverdeling tussen Nelson als woordvoerder en bedenker en de programmeurs als makers. Nadat Autodesk de financiering van het project had beëindigd en een vervolg bij het bedrijfje Memex op niets was uitgelopen, vertrokken de programmeurs naar andere betrekkingen. Nelson en zijn partner van het eerste uur Roger Gregory verkregen wederom de volledige zeggenschap over het project. Alleen, er waren geen mensen meer om eraan verder te werken. In die zin was Xanadu in 1992 op een dood punt beland en markeert dit wellicht het beste het begin van ‘het vervolg aan’.

Voor Nelson was de afloop van de Autodeskperiode geen reden om bij de pakken neer te zitten. Hij bleef geloven in Xanadu en wist nieuwe volgelingen te overtuigen, met name in Australië en Japan. Intussen was ook de context veranderd: het World Wide Web was beschikbaar en werd op grote schaal gebruikt en zelfs door velen min of meer als synoniem gezien met hypertext. Dat dwong Nelson scherp te definiëren waarin Xanadu dan verschilde van het World Wide Web.

De Australiër Andrew Pam las Computer Lib/Dream Machines in 1987. Dit was zijn kennismaking met Xanadu[185]De weergave van dit stukje geschiedenis van Xanadu in Australië is met name gebaseerd op het werk van Pam en Phelps. (Pam, 1995) en (Phelps, 1994). Als – onder meer – beheerder van een bulletin board en programmeur van nationaal campingreserveringssysteem was hij geïnteresseerd in de perspectieven die Nelson schetste voor online publiceren. Hij meldde zich als bètatester. Van testen kwam echter niet veel terecht omdat juist in die tijd, aan het eind van de jaren tachtig, de software geheel opnieuw werd geschreven. Toen Autodesk het Xanaduproject in 1993 liet vallen, meldde Pam en zijn partner, Katherine Phelps, zich bij Nelson in California. Uit hun gesprekken vloeide de oprichting van Xanadu Australia voort, de eerste licentienemer van Xanadu.

Een en ander leidde tot een tournee van Nelson door Australië in 1994 en een Australische website die geheel is gewijd aan het Xanaduproject[186]http://www.xanadu.com.au. Pam speelde een rol als propagandist – onder meer met het artikel ‘Where the World Wide Web went wrong‘ – en ontwikkelaar. Ook Nelson zelf bakende zijn gedachten af ten opzichte van het web: ,,The World Wide Web was not what we were working toward, it was what we were trying to prevent.[187],,Project Xanadu, the original hypertext project, is often misunderstood as an attempt to create the World Wide Web. It has always been much more ambitious, proposing an entire form of literature where links do not break as versions change; where documents may be closely compared side by side and closely annotated; where it is possible to see the origins of every quotation; and in which there is a valid copyright system- a literary, legal and business arrangement- for frictionless, non-negotiated quotation at any time and in any amount. The Web trivialized this original Xanadu model, vastly but incorrectly simplifying these problems to a world of fragile ever-breaking one-way links, with no recognition of change or copyright, and no support for multiple versions or principled re-use. Fonts and glitz, rather than content connective structure, prevail.” (Nelson, 1999a) Hij bekritiseert met name het gebrek aan structuur van het web, met zijn links die maar een kant op werken en bovendien breken als iemand een document verplaatst of verwijdert.

Bevrijd van Autodesk kreeg Nelson zelf weer meer greep op zijn levenswerk, maar hij vond in de Verenigde Staten onvoldoende steun om ermee verder te gaan. Naast het kleine clubje enthousiastelingen in Australië vond hij institutionele steun in Japan. In 1996 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Keio universiteit in Fujisawa. Hierdoor kreeg hij onder meer steun van enkele studenten bij het verder ontwikkelen van de software.

De belangrijkste ontwikkeling die hier op gang kwam was het opsplitsen van alomvattende Xanaduproject in behapbare componenten, die elk afzonderlijk verder ontwikkeld zouden kunnen worden. Zo werkte hij aan een afzonderlijk voorstel voor de transclusie van teksten, in 1997 verder uitgewerkt tot transclusie in HTML.[188]Dit werd door Andrew Pam uitgewerkt tot een Internet Draft, een werkdocument van de Internet Engineering Task Force (IETF). (Pam, 1997b) Met het web als gegeven is hij begonnen om Xanadufunctionaliteit binnen een webomgeving te realiseren. Hij werkt hierbij samen met de programmeur David Durand. Met Ian Heath, een Britse programmeur uit Southampton, werkt hij aan CosmicBook, een HyperCard-achtig programma voor Windows dat het mogelijk maakt om van en naar het web te linken.

Naast het werk aan Xanadu publiceerde hij ZigZag, een soort personal information manager. Hoewel de eerste versie reeds in 1997 verscheen, verkeert het programma nog steeds in prototype. Belangstellenden kunnen dit – werkende – prototype echter wel downloaden en uitproberen.[189]Het programma is te downloaden van http://www.xanadu.net/zigzag Op de hypertextconferentie in 2001 in Denemarken was er een workshop gewijd aan ZigZag. Hij ontwikkelde ook OSMIC, een teksteditor met uitgebreid versiebeheer, en stelde deze beschikbaar als downloadbaar prototype. Een andere component waaraan Nelson de laatste jaren veel aandacht besteedt is een systeem voor online betalingen, door hem Hyper Transaction System genoemd. Dit is nauw verweven met zijn ideeën over transclusie, het naadloos insluiten van elders gepubliceerd materiaal.

In een interview met Steve Ditlea erkent Nelson de koerswijziging, van een alles-of-niks benadering van Xanadu naar het publiceren van werkende stukjes software[190],,Divvied up into more accessible programs, Nelson’s vision can finally transcend his all-or-nothing Xanadu, his albatross. […] To get more deliverables out now, he is ‘focused to a narrower plan,’ he says.” (Ditlea, 1998; 48). Elders geeft hij toe dat zijn aanpak in de afgelopen decennia niet erg effectief is geweest, maar dat dit nu eenmaal met zijn karakter samenhangt: ,,To me, binding the whole thing together into an indivisible structure was always the center. Being a monist made it hard to break it down into tactical goals. And that’s a fundamental failing that’s left me where I am. If I were a company man or somebody able to do small things in a small way, it would have been much more effective. […] Now that we have a dispersed Web under dispersed ownership and management, we have to create systems that can be marketed on that Web.[191]Aldus Nelson in een interview met de krant van zijn alma mater Swarthmore. (Salatan, 1987)Het web is een feit en Nelson heeft zich daarbij neergelegd. Dat wil niet zeggen dat hij geen radicale plannen meer heeft, wel dat hij er genoegen mee neemt om ze stuk voor stuk en binnen bestaande kaders te realiseren, in plaats van in één nieuw informatiesysteem voor de wereld. Een beetje sadder and wiser geeft hij een tip aan jonge visionairs: leer werken met korte-termijndoelen en delegeer niet.[192]Aldus Nelson in een terugblik op het Xanaduproject. (Whitehead, 1996)

Nelson is tegenwoordig tevens verbonden aan de universiteit van Southampton als visiting professor of multimedia. Zijn activiteiten omschrijft hij nu als: ,,I build paradigms. I work on complex ideas and make up words for them. It is the only way. (Without new words, it is almost impossible to think new thoughts – we just go around in circles.)”[193]Aldus beschreven op zijn homepage op http://ted.hyperland.com/whatIdo

 

Verdere ontwikkeling van Xanadu

In april 1999 verandert de Xanadu Operating Company zijn naam in Udanax (Xanadu van achter naar voren) en besluit deze om de tot dan toe zorgvuldig geheim gehouden broncode van de Xanadusoftware openbaar te maken. Udanax, onder leiding van Xanaduveteraan Roger Gregory, verspreidt de software en de bijbehorende handleidingen via een aparte website.[194]http://www.udanax.com Vroeger, voor de tweede helft van de jaren negentig, lag het voor de hand om nieuwe, revolutionaire software te beschermen met handelsgeheimen of octrooien, aldus Udanax. Maar de open source beweging heeft tegenwoordig zo veel goeds opgeleverd dat men trots is zich daarbij te kunnen aansluiten.[195],,The intellectual property rights to these two systems are held by Udanax.com, which brought them both to their current state. Based on the intellectual-property climate of the world at the time the work began – long before the virtues of Open Source were widely appreciated – keeping this work under trade secret seemed both standard and prudent. Today the world is very different. In celebration of the success and vast human benefit of the Open Source movement, we are proud at last to be able to present to the world the technical ideas and methods on which we worked so hard for so long.” (Udanax, 1999)

Er worden twee versies van de software aangeboden: Udanax Green en Udanax Gold. Udanax Green, ook bekend als Xanadu 88.1, is de versie waaraan is gewerkt vanaf de zomer van Swarthmore tot de overname door Autodesk. Udanax Gold, ook bekend als Xanadu 92.1, is de versie waaraan is gewerkt vanaf de overname door Autodesk tot 1995. De Green-versie is in beginsel werkend, aan de Gold-versie moet nog flink worden gesleuteld, stellen de makers zelf. Maar hoewel de broncode al in 1999 is gepubliceerd, heeft een en ander nog niet geleid tot een zonder meer werkende Gold-versie. Bezoekers van de site worden uitgenodigd verder te programmeren aan de software, maar er zijn geen recentere of bijgewerkte versies beschikbaar gesteld.

De programmeur Jeff Rush opende in 2001 samen met Dave Durand en Roger Gregory een site om de gearchiveerde elektronische discussies van de Xanaduontwerpers uit de jaren tachtig en negentig te ontsluiten[196]http://www.sunless-sea.net Door Rush een cyberarcheology project genoemd.. Dit kwam helaas na het afsluiten van het bronnenonderzoek voor deze scriptie. Het archief is in de zomer van 2002 overigens nog altijd niet compleet en er waren al een half jaar geen nieuwe discussiebijdragen meer verschenen op het forum van de site. Op de Australische Xanadusite draait een eigen discussieforum. Daar verschijnen hooguit een stuk of dertig bijdragen per jaar. Het afgelopen halfjaar is welgeteld één bijdrage verschenen.

De stap om de broncode te publiceren heeft dus geen schare programmeurs kunnen verleiden om er verder aan te ontwikkelen.

De open source activiteiten van Udanax zijn los komen te staan die van die van Ted Nelson zelf. De verdere ontwikkeling van Xanadufunctionaliteit binnen het web vindt plaats binnen het Project Xanadu. Het is van de grond af aan opnieuw geprogrammeerd en bouwt niet voort op een van de publieke Udanaxversies.

135De herdruk is van editie 93.1. De oorspronkelijke uitgave dateert van 1981. In 1987 verscheen een sterk herziene en uitgebreide versie, 87.1 genaamd. Hierin zijn voor het eerst vele technische details over Xanadu opgenomen. Zelf verwijst hij ook nog naar een editie 91.1. Ik beschik uitsluitend over 93.1. Volgens Nelson verschilt deze voornamelijk in het voorwoord en de cover van de versie uit 1987.

136Onlangs werden twee exemplaren bij Amazon aangeboden voor ruim 450 dollar per stuk.

137Enkele fragmenten uit de autobiografie World Enough zijn op een website te vinden (Nelson, s.a.).

138,,There is no Marin Boulevard in Sausolito. He means Bridgeway.” Het is het begin van een negen pagina’s tellende lijst opmerkingen over het artikel van Wolf. (Nelson, 1995).

139In publicaties van en over Nelson is hierover niets terug te vinden, wel in de biografie van Celeste Holm op Reel Classics (Reel Classics, 2002)

140Aldus ‘The Oral History of the Universe’ in zijn onvoltooide autobiografie. (Nelson, s.a.).

141,,I think I read it when it came out in 1945. Since I was eight my memory is necessarily incomplete. Everyone else who would have been in the family is now deceased. But we did subscribe to The Atlantic Monthly and I think there’s a very good chance I read it at that time.” (Schmideg, 2000)

142Deze herinnering haalt hij op tijdens een seminar aan Stanford University. (Nelson, 1999b)

143,,Bored and disgusted by school, he once plotted to stab his seventh-grade teacher with a sharpened screwdriver, but lost his nerve and instead walked out of the classroom, never to return.” (Wolf, 1995)

144,,By the time I got out …[…] I had produced an LP, I’d made a movie, I’d done the world’s first rock musical […] I had done newspaper and magazine stuff […].” (Nelson, 1999b)

145,,The idea was to store your manuscripts in the computer, change them with various editorial operations, and print them out.” (Nelson, 1993; 1/25)

146Net als andere oude ACM-papers is dit document (Nelson, 1965) sinds kort integraal op het World Wide Web te vinden.

147Het krantenartikel over het college dateert van 3 februari 1965 (Wedeles, 1965), de conferentiepaper van 24 augustus van dat jaar (Nelson, 1965). In het krantenartikel wordt de term overigens geschreven als ‘hyper-text’, met een koppelteken. In Nelsons eigen publicatie is het koppelteken verdwenen.

148,,Had I been a better politician we might have built the system”, schrijft Nelson. (Nelson, 1993; 1/30)

149,,Their view, of course, prevailed.” (Nelson, 1993; 1/31)

150Nelson claimt in 1993 50.000 exemplaren te hebben verkocht. (Nelson, 1993; 1/33)

151Dit blijkt uit een éénregelig bedankje aan het slot van Literary Machines: ,,Thanks to my son, Erik Nelson, for suggesting the chapter title ‘Civilization and Its Disk-Contents’.’ (Nelson, 1993; 6/3)

152,,If he is stopped in the middle of anything, he forgets instantly. Only by running his own tape recorder could Nelson be confident that his words would not float off, irrecoverably, into the atmosphere.”(Wolf, 1995)

153,,I asked Ted, with some embarrassment, if he would mind posing for my scrapbook. He replied, ‘Certainly, not at all. I understand completely.’ He the produced from his knapsack a video camera to shoot some video footage of me.” (Berners-Lee, 1999; 72)

154,,Xanadu, the ultimate hypertext system, began as Ted Nelson’s quest for personal liberation. The inventor’s hummingbird mind and his inability to keep track of anything left him relatively helpless. […] he needed a way to avoid getting lost in the frantic multiplication of associations his brain produced.” (Wolf, 1995)

155,,At the time this book was first written, in 1981, I had been out of the Xanadu development for two years.” (Nelson, 1993)

156,,By the time we received sponsorship in 1988, the technical guys did not particularly want me back.” (Nelson, 1993)

157,,In 1964, Xanadu was a dream in a single mind. In 1980, it was the shared goal of a small group of brilliant technologists. By 1989, it will be a product. And by 1995 it will begin to change the world.” (Walker, 1988)

158Daar waar geen nadere verwijzing wordt gegeven, is geput uit Literary Machines, editie 93.1, met name uit de hoofdstukken twee, drie en vier.

159Afkomstig uit Literary Machines, pagina 0/10.

160Uiteraard komen deze termen niet in de Auteurswet uit 1912 en zijn buitenlandse equivalenten voor. Ook is er weinig jurisprudentie over. Wel zijn er behoorlijk wat conflicten gerezen, met name over framing (het tonen van een webpagina op zo’n manier dat het lijkt alsof die deel uitmaakt van een andere site, waardoor men bijvoorbeeld eigen advertenties kan plaatsen bij de kopij van een ander). In vrijwel alle gevallen worden zulke conflicten geschikt voordat het tot een rechterlijke uitspraak komt. Framing van informatie van partijen die zich een goede advocaat kunnen veroorloven komt op het World Wide Web dan ook nauwelijks meer voor.

161,,It was always a premise of the Xanadu project that in the future people are going to read and view fewer and fewer finished works as the avalanche of media increases; and so paying for only what you want (and getting to keep it), but knowing you can get the rest, is what we really need.” (Nelson, 1999a)

162,,From boyhood I was a fierce intellectual, absorbed in the interconnection of all ideas. When I saw that typewriters and file cards could not possibly handle these interconnections, and that computers might, I did the only possible thing. First came my private dream of a writer’s console – but because this was lonely and pointless it led to the dream of an open hypertext publishing system based on new forms of interconnection.” (Nelson, 1990; 45)

163,,My efforts to finish writing a book of philosophy, then called Truth, Man and Choice, had fallen through, in part (I realized) because of the extreme difficulty I had organizing the ideas.” (Nelson, 1990; 45)

164,,this meant that writing no longer had to be sequential” (Nelson, 1990; 46)

165In de eerste uitgave van Literary Machines. (Nelson, 1990; 46)

166,,I am surprised to say it still looks to me as if this is what will happen”, schreef hij dertig jaar later. (Nelson, 1990; 47)

167,,Throughout the seventies, the issue that crowded my mind was how to design this overall structured literature in which many hypertexts, documents, and authors could participate.” (Nelson, 1990; 50)

168Hij heeft dit op vele plaatsen gedaan, onder meer (geheel in hoofdletters) in Nelson (1990, 44).

169In Literary Machines formuleert hij twee hopen (Nelson, 1993; 1/2):
1. ,,To have our everyday lives made simple and flexible by the computer as a personal information tool.
2. ,,To be able to read, on computer screens, from vast libraries easily, the things we choose being clearly and instantly available to us, in a great interconnected web of writings and ideas.

170,,The system described in this book builds on and fuses these two great visions (die van Bush en Engelbart – DvE). It is very close to Bush’s original memex, but now computerized; and its purpose is the augmentation of human intellect, as Doug Engelbart foresaw;” (Nelson, 1993; 1/5)

171,,I had done the best I could with the design of the Xanadu system to that point. What I really did, it turned out, was find the people who could come in and take it over.” (Nelson, 1990; 52)

172,,I started this thing long ago thinking I could do it alone. I have always far preferred to work alone on complex ideas, usually finding people’s suggestions diversionary, obtrusive and irrelevant. Thus I did not imagine at the outset that I would come to shepherd a group of people smarter than I who would actually change the design, make it much bigger than I had conceived (and overrule several of my assumptions), actually get the thing done, and get it done right.” (Nelson, 1993; 1/22)

173,,Suppose we made up some stupid word like techotechnics or showmanshipnology?” (Nelson, 1990; 49)

174,,This was starting at the top, and it got a great reception. […] Occasionally, in the present day, people come up to me and say they were inspired by that frisk talk in Cleveland. But at the time, I didn’t hear about it.” (Nelson, 1990)

175,,One profound insight can be extracted from the long and sometimes painful Xanadu story: the most powerful results often come from restraining ambition and designing only microstandards on top of which a rich exploration of applications and concepts can be supported.” (Cerf, 1995)

176,,The thing about Doug was his emphasis on collaboration seemed to me completely naive. I’ve always been very sensitive to conflict {{laughter}} and the notion that there …, that you bring agreement to people …, agreement between people is a miracle. […] The other side of it, of course, is still to empower the dissenter and how to empower the person who wants to package the material differently.” (Nelson, 1999)

177,,Ted is a self-proclaimed visionary who deserves the title, and he turned on generations of people with ‘Computer Lib/Dream Machines’, a landmark work that still today – I reread a lot of it just a few days ago to prepare myself for this talk – is good reading. […] Also I really think Ted deserves the credit for thinking multimedia so early.” (Van Dam, 1987)

178,,The dissemination and preservation of prepared information packages that can include graphics, sound, video, statistics, laboratory information and anything else we ever digitize should seem no more exotic to us than the instantaneous delivery of the human voice across the telephone, or the instantaneous delivery of the human comedy by television.” Aldus de woorden van Nelson. (Ditlea, 1998; 47)

179,,During the time that I was pulling my thoughts together for what would eventually become Notes, Ted’s thinking was quite influential. The concept of using the new and wonderfully ‘personal’ computer for shared thought and collaborative process augmentation was a bit antithetical. His work gave me confidence that thinking differently was actually an okay thing to do, even if I couldn’t fully grasp where it was all going to end up.” Aldus Ozzie. (Ditlea, 1998; 47)

180Nelson verwijst hiervoor naar personal communication met Ray Ozzie. (Nelson, 1999a)

181Althans, dat claimt Nelson: ,,acknowledged by its developer, Bill Atkinson”, schrijft hij, maar een verifieerbare bron ontbreekt. (Nelson, 1999)

182‘I thought he was just bonkers’ said Atkinson.(Read, 2001)

183,,I had first heard of Ted in 1988 when reading about hypertext.” (Berners-Lee, 1999; 71)

184,,One of the reasons Xanadu never took off was Ted’s insistence on a pricing mechanism, and the difficulty of creating one that was consistent across the whole world. In theory this would be possible on the Web with certain extensions, and a system of ‘micropayments’ – small debentures against a person’s bank account – would allow automatic payments in very small quantities. I was not keen on the idea of having only one business model for paying for information.” (Berners-Lee, 1999; 70-71)

185De weergave van dit stukje geschiedenis van Xanadu in Australië is met name gebaseerd op het werk van Pam en Phelps. (Pam, 1995) en (Phelps, 1994)

186http://www.xanadu.com.au

187,,Project Xanadu, the original hypertext project, is often misunderstood as an attempt to create the World Wide Web. It has always been much more ambitious, proposing an entire form of literature where links do not break as versions change; where documents may be closely compared side by side and closely annotated; where it is possible to see the origins of every quotation; and in which there is a valid copyright system- a literary, legal and business arrangement- for frictionless, non-negotiated quotation at any time and in any amount. The Web trivialized this original Xanadu model, vastly but incorrectly simplifying these problems to a world of fragile ever-breaking one-way links, with no recognition of change or copyright, and no support for multiple versions or principled re-use. Fonts and glitz, rather than content connective structure, prevail.” (Nelson, 1999a)

188Dit werd door Andrew Pam uitgewerkt tot een Internet Draft, een werkdocument van de Internet Engineering Task Force (IETF). (Pam, 1997b)

189Het programma is te downloaden van http://www.xanadu.net/zigzag

190,,Divvied up into more accessible programs, Nelson’s vision can finally transcend his all-or-nothing Xanadu, his albatross. […] To get more deliverables out now, he is ‘focused to a narrower plan,’ he says.” (Ditlea, 1998; 48)

191Aldus Nelson in een interview met de krant van zijn alma mater Swarthmore. (Salatan, 1987)

192Aldus Nelson in een terugblik op het Xanaduproject. (Whitehead, 1996)

193Aldus beschreven op zijn homepage op http://ted.hyperland.com/whatIdo

194http://www.udanax.com

195,,The intellectual property rights to these two systems are held by Udanax.com, which brought them both to their current state. Based on the intellectual-property climate of the world at the time the work began – long before the virtues of Open Source were widely appreciated – keeping this work under trade secret seemed both standard and prudent. Today the world is very different. In celebration of the success and vast human benefit of the Open Source movement, we are proud at last to be able to present to the world the technical ideas and methods on which we worked so hard for so long.” (Udanax, 1999)

196http://www.sunless-sea.net Door Rush een cyberarcheology project genoemd.