Overheid laat te weinig zien op infobaan

Logo NRC Handelsblad
In NRC Handelsblad, 27 december 1994, p. 9.


Nederland moet voorop lopen bij het ontwikkelen van elektronische snelwegen. Dick van Eijk vindt dat het kabinet in zijn Nationaal Actieprogramma te bescheiden is over de rol van de overheid zelf: die moet haar eigen informatie altijd en gratis toegankelijk maken via het net.

Het kabinet ziet de elektronische snelweg vooral als een zaak van de markt. Voor de overheid zou slechts een marginale taak zijn weggelegd, met name in de regelgeving. Nu valt er op het gebied van regelgeving inderdaad nog wel een en ander te doen; het is immers in de eerste plaats de schuld van het kabinet – van vorige kabinetten – dat Nederland niet al lang pionier is op het gebied van elektronische snelwegen. Met het dichte kabelnet beschikt Nederland over een fantastische infrastructuur om informatie over heen en weer te zenden. Het zijn slechts wetten en geen praktische bezwaren die ervoor zorgen dat die informatie nu maar één kant op gaat, en dat de burger via de kabel geen berichten de wijde wereld in kan sturen.

Maar behalve wetgever is de overheid tevens informatieproducent, en wel verreweg de grootste van Nederland. Met elkaar tikken honderdduizenden ambtenaren vele miljoenen bladzijden per jaar vol. Een aanzienlijk deel van die stukken is formeel openbaar, maar in de praktijk ontoegankelijk voor de gewone burger. Computernetten kunnen het stoffige, nooit goed uit de verf gekomen begrip ‘openbaarheid van bestuur’ in één klap opnieuw inhoud geven op een manier die past bij de informatiesamenleving. Juist in de Verenigde Staten, waarnaar het kabinet in het actieprogramma veelvuldig verwijst, is dat in volle gang.

In de Verenigde Staten geldt dat informatie die op kosten van de belastingbetaler is vergaard in beginsel voor de belastingbetaler beschikbaar moet zijn – altijd en gratis. Slechts enkele bij wet genoemde typen documenten vallen niet onder dit beginsel, zoals een aantal zaken dat direct de staatsveiligheid raakt.

Toch kwam dit vérreikende openbaarheidsbeginsel tot voor kort slechts beperkt tot zijn recht. ‘Altijd’ was beperkt omdat de meeste overheidsinstellingen nu eenmaal een behoorlijk aantal uren per week gesloten zijn – zelfs daar – en wel vooral op uren dat burgers tijd hebben om informatie te raadplegen. En ‘gratis’ had ook slechts beperkte betekenis, omdat wel kosten in rekening mogen worden gebracht voor het verstrekken van de informatie, bijvoorbeeld voor het drukken van een rapport, het maken van fotokopieën of uitdraaien van gegevens uit een computerbestand.

Het waren in de VS dus niet zo zeer wetten, maar praktische bezwaren, vooral van technische aard, die beperkingen oplegden aan het altijd en gratis. Pionierende overheden hadden al in de tweede helft van de jaren tachtig in de gaten dat automatisering deze bezwaren goeddeels kon ondervangen. Je hoefde een bestand van tienduizend pagina’s immers niet per se af te drukken om het aan een burger te geven; je kon het ook kopiëren naar een paar diskettes. Sterker nog, je kunt openbare bestanden ontsluiten via een computer die dag en nacht per telefoon bereikbaar is. Tal van overheden begonnen in die tijd eigen bulletin boards.

Het is de verdienste van de regering-Clinton, en met name van vicepresident Al Gore, dat deze ontwikkeling niet alleen krachtig werd gestimuleerd, maar dat overheidsinstanties bovendien werden aangemoedigd hun bulletin boards via Internet toegankelijk te maken. Dan hoefden actieve burgers of hun zaakwaarnemers – actiegroepen, politici, journalisten, advocaten – geen honderden telefoonnummers meer te verzamelen, maar konden ze via enkele menu’s op Internet de gevraagde informatie bereiken. Het aantal overheidsinstanties in de Verenigde Staten dat op deze manier zijn informatie – in elk geval een deel daarvan – openbaar maakt, loopt inmiddels in de honderden. Het gaat daarbij zowel om local, county, state als om federal instanties; zowel om de uitvoerende macht, de wetgevende macht als de rechtspraak. Het aantal instanties op het net neemt nog dagelijks toe, de hoeveelheid informatie die ze aanbieden eveneens.

Zo kunnen burgers via Internet teksten van de toespraken van de president lezen, alsmede de teksten van persconferenties en briefings. Burgers zijn zo niet meer afhankelijk van intermediairs als kranten, maar kunnen direct zelf kennis nemen van de bron.

Ook veel departementen hebben inmiddels een eigen Internettoegang voor burgers. Nota’s, begrotingen, verordeningen en vergunningen zijn daar op te vragen. Veelal is een voorziening aanwezig dat de teksten op trefwoord kunnen worden doorzocht.

Van de wetgevende macht is het parlement van California het verst in het verschaffen van de nieuwe openbaarheid. Via Internet kunnen burgers alle teksten van alle ingediende wetsvoorstellen op trefwoord doorzoeken. Ze kunnen zich abonneren op berichten over de voortgang van elk gewenst wetsontwerp: men krijgt dan in zijn elektronische postbus een bericht zodra er over het desbetreffende wetsvoorstel wordt gesproken of gestemd, of wanneer er iets aan wordt veranderd. Deze dienstverlening geschiedt volledig automatisch en is gratis. Het stemgedrag van alle senatoren en afgevaardigden is na te gaan, en de honderdduizenden pagina’s wettekst zijn na te lezen.

De rechterlijke macht ligt nog wat achter, maar loopt snel in. Beslissingen van het Supreme Court zijn binnen vijftien minuten na het vrijgeven ervan via Internet te raadplegen. Ook een aantal gerechtshoven publiceert inmiddels uitspraken via Internet. Veel rechtbanken hebben al wel een bulletin board waarnaar burgers met hun computer kunnen bellen om vonnissen op te vragen, maar de meeste daarvan zijn nog niet aangesloten op Internet. Waarschijnlijk zal dat in het komend jaar in groten getale gebeuren.

Het Census Bureau, het bureau dat de volkstellingsinformatie statistisch verwerkt, biedt via Internet de mogelijkheid om zelf aan te geven welke gegevens men van welk gebied wil hebben. Men krijgt dan een keurig bestand, bijvoorbeeld voor een spreadsheet-programma, aangeleverd. Gratis. De meest gevraagde bestanden staan overigens al klaar en kan de burger uit een menu kiezen.

In Nederland zijn we nog lang niet zo ver, en – wat erger is – maken we ook weinig aanstalten die kant op de gaan. De voornemens uit het actieplan zijn tamelijk vaag en stemmen overigens weinig hoopvol. Het kabinet wil een overheidsloket 2000 inrichten “samen met nog nader te bepalen partners”. Men denkt hierbij met name aan het verspreiden van voorschriften aan onderwijsinstellingen, aanbesteding voor publieke werken, informatie over uitgifte van grond, milieuregels en dergelijke, en ook aan discussies met bepaalde doelgroepen over beleidsonderwerpen. Dit terwijl het met de digitalisering van de overheid in Nederland helemaal niet slecht is gesteld. Wetgeving, Kamerstukken, bestemmingsplannen, lokale verordeningen, vergunningen, statistieken, vonnissen van rechtbanken – het is allemaal in digitale vorm aanwezig in de ambtelijke computers; alleen de burger kan er niet bij.

Hoewel, met geld is veel te koop. Zo is een index op de Kamerstukken toegankelijk via een databank van het RCC, het verzelfstandigde Rijkscomputercentrum. Om daarin te komen moet je een abonnement hebben, en dat is voor de gewone burger niet snel lonend. Dat doet geen recht aan de openbaarheid van de besluitvorming. Iedereen kan vanaf de publieke tribune kennis nemen van de beraadslagingen in de Kamer, maar weinigen hebben de tijd om daar hun dagen te slijten. Iedereen kan in leeszalen – gratis – de Kamerstukken raadplegen, alleen zijn die leeszalen soms ver weg en soms gesloten. Al die stukken zijn op een computer ingetikt, dus het zou een kleine moeite zijn ze via een netwerk dag en nacht voor iedereen toegankelijk te maken. Dat is veel goedkoper dan het drukken van al die stukken voor de leeszalen. En de burger kan via elektronische indexen veel sneller de stukken vinden die hij zoekt. Commerciële exploitatie daarvan is natuurlijk uit den boze. Het is een schande dat de Nederlandse overheid openbare informatie over haar eigen besluitvorming als handelswaar beschouwt. De gemeente Amsterdam geeft in deze het goede voorbeeld door raadsstukken via de Digitale Stad voor burgers te ontsluiten, zij het vooralsnog wat gebrekkig.

Nog erger is het gesteld met jurisprudentie. Uitspraken van rechters zijn in Nederland nauwelijks toegankelijk. De rechtbanken zelf beschikken niet over openbare archieven, publikatie van uitspraken vindt veelal plaats in kostbare vaktijdschriften en voor systematisch zoeken naar bepaalde jurisprudentie is men aangewezen op peperdure databanken van Kluwer. De wettelijk vastgelegde openbaarheid van rechtspraak is verworden tot een regelrechte farce. De overeenkomst met Kluwer doet het ergste vrezen over de betekenis van de zinsnede “samen met nog nader te bepalen partners” in het actieprogramma.

Wanneer de overheid jurisprudentie om niet via Internet toegankelijk maakt, wil dat overigens niet meteen zeggen dat er voor een bedrijf als Kluwer geen markt meer is. Een bedrijf kan immers toegevoegde waarde leveren, zoals geavanceerde zoekmethoden en annotaties. Dat gebeurt in de Verenigde Staten ook met jurisprudentie in de onlangs door Reed Elsevier opgekochte databank Lexis/Nexis. Maar de ruwe waar, de platte tekst van alle vonnissen, dient voor ieder gratis toegankelijk te zijn. Dat is de hedendaagse betekenis van openbaarheid van rechtspraak.

Andere bestanden houden overheden helemaal intern. Zo beschikt Rijkswaterstaat over een bestand van bestemmingsplannen en de voortgang in de behandeling daarvan. Het gaat hierbij wederom om formeel openbare stukken, die ter inzage liggen of hebben gelegen op gemeente- en provinciehuizen – zeker zo ver weg als leeszalen en zeker zo vaak gesloten. Al die stukken zijn in elektronische vorm beschikbaar en zelfs op een zinvolle manier ontsloten, maar op die manier alleen toegankelijk voor een beperkt aantal ambtenaren. Zulke informatie hoort op het net!

Het Centraal Bureau voor de Statistiek beschikt over een schat aan informatie. Een klein deel daarvan wordt via Videotex in elektronische vorm beschikbaar gesteld. Voorts zijn allerlei bestanden wel in elektronische vorm voorhanden, maar de burger die ze wil hebben moet flink over de brug komen. Een bestand met wat elementaire gegevens van alle gemeenten – bij elkaar vijf diskettes – kost bijvoorbeeld zo’n duizend gulden. Al die bestanden zijn op kosten van de belastingbetaler vergaard en zitten kant en klaar in computers. Het is een kleine moeite ze voor het publiek te ontsluiten. Het Amerikaanse Census Bureau geeft aan hoe het kan.

Kortom, de taak van de overheid op de digitale snelweg gaat veel verder dan het scheppen van voorwaarden. Als grootste informatie-aanbieder van het land heeft ze de bijzondere taak de openbaarheid van bestuur een hedendaagse invulling te geven. De elektronische snelweg is daarvoor bij uitstek geschikt. En men hoeft niet te wachten tot allerlei futuristische glasvezelnetten zijn aangelegd. En het kost ook geen honderden miljoenen guldens. Het Amerikaanse voorbeeld laat zien dat het uitstekend kan via reeds bestaande infrastructuur.

Dit is gepubliceerd als opiniestuk. Het is geschreven op persoonlijke titel.