Meer dan een typemachine

Cover Door onze redacteurenGijsbert van Es, J.H. Sampiemon en Laura Starink (red.), Door onze redacteuren. NRC Handelsblad 1970 – 1995. Balans, 1995. ISBN 90-5018-312-3. pp. 113 – 115.


Journalisten tikken hun stukken allang niet meer op schrijfmachines. Op de redactiezaal staan speciale terminals, thuis staat een pc, en voor onderweg is er een draagbare computer van het formaat van drie op elkaar gestapel­de schrijfbloks. Journalistiek zonder computer is moeilijk meer voor te stellen. Of eigenlijk, schrijven zonder computer is moeilijk meer voor te stel­len, want journalisten gebruiken het ding als een veredelde typemachine. Toepassingen die op een doorsneekantoor gemeengoed zijn, zoals spreadsheets en databaseprogramma’s, zijn voor vrijwel alle journalisten onbekend gereedschap. Schoorvoetend zijn we begonnen de mogelijkheden ervan te verkennen. Het eerste grote project kwam bij NRC Handelsblad tot stand bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2 maart 1994.

De uitslagen hadden iedereen verrast. Met name de grote aanhang van lokale partijen was door de opiniepeilers, die zich traditiegetrouw op de landelijke politiek concentreren, niet voorspeld. Waar hadden de lokale partijen nu zo goed gescoord, vroegen we ons af. Op basis van de ons ter beschikking staande tabellen met uitslagen lukte het niet een-twee-drie een meer dan fragmentarisch beeld te krijgen. Slechts een paar zinnen werden in de krant aan de geografische verdeling gewijd.

Een kaartje van Nederland zou in één oogopslag veel duidelijk hebben kunnen maken: per gemeente in grijstinten aangegeven hoeveel procent van de stemmen de lokale partijen daar hadden gekregen. Met een compu­ter moest zoiets te maken zijn. Bovendien zouden zo tevens tal van andere aspecten van de uitslagen geografisch kunnen worden weergegeven. We hadden nog twee maanden tijd tot de Kamerverkiezingen op 3 mei.

Drie problemen moesten worden opgelost: de uitslagen van de verkie­zingen moesten in elektronische vorm op tijd beschikbaar zijn, er moesten berekeningen aan percentages worden uitgevoerd, en er moest een kaart worden gemaakt.

Het werd tijd voor enig thuiswerk. In die dagen stond er op de redactie nog geen enkele pc waarop redacteuren konden werken. Voor het fatsoeneren van het uitslagenbestand dat we van het ANP zouden krijgen was een tekstverwerker met geavanceerde macro-mogelijkheden nodig, en voor het verdere verwerken van de ge­gevens een databaseprogramma. Vele nachten en weekenden later – overdag moest er gewoon een krant worden gemaakt – was het ge­lukt om het bestand zodanig te bewerken dat er een databasetabel kon worden aangemaakt met de cijfers die we in kaartvorm wilden presenteren.

Een elektronische kaart van Nederland met alle gemeenten erin gete­kend bleek gewoon te koop, maar het tekenprogramma dat wij gebruiken voor het maken van illustraties was niet het aangewezen middel om de kaart te verwerken, verzekerde de leverancier. Een wereld ging voor ons open. Er bleken programma’s te bestaan waarmee je de inhoud van een database heel gemakkelijk kon vertalen in een kaartbeeld.

Eind april, enkele dagen voor de verkiezingen, was er nog steeds geen pc op de redactie die het databaseprogramma kon draaien. Met een com­puterwinkel ruilden we een stapel stokoude draagbare computers – nog van vóór de uitvinding van MS-DOS – voor een pc. Eén dag voor de verkiezingen bleek alles te werken.

Wat volgde was een lange nacht vol onzekerheden. Kwam de koerier op tijd met de diskette? Stonden de goede gegevens erop? Zou de nieuwe pc niet vastlopen? Zou alles met de echte gegevens net zo goed gaan als met de dummy-gegevens waarmee de hele toepassing was ontwikkeld? Om even over enen ’s nachts kwam de koerier. Om zes uur konden we aan de kaartjes beginnen, en tegen half twee zat de hele pagina in elkaar. Het had geen kwartier langer kunnen duren – de persen moesten draaien – maar het was gelukt.

Door bestaande gegevens te selecteren, opnieuw te ordenen en er bere­keningen op uit te voeren, ontstaat nieuwe informatie. Zo zijn dingen te ontdekken die nog niemand wist. Nieuws ligt niet meer alleen op straat, maar ook verborgen op de harde schijf van een pc. Bij verkiezingen is de pagina met kaartjes inmiddels traditie geworden bij NRC Handelsblad.

In het voorjaar van 1995 analyseerden we zelf een aantal gegevensbe­standen van het Centraal Bureau voor de Statistiek en van de vier grote ste­den voor een artikel in het Zaterdags Bijvoegsel over probleembuurten. Voor zover ik weet was het de eerste keer dat een dagblad in Nederland zo’n data-analyse zelf uitvoerde. De conclusie dat de armste buurten van Nederland niet in de vier grote steden zijn te vinden, maar in steden buiten de Randstad, bracht de burgemeesters van Eindhoven, Tilburg en Breda ertoe in de krant hun pleidooi extra kracht bij te zetten om de andere grote steden een groter aandeel te geven in het grotestedenbeleid van het kabi­net. Uiteindelijk heeft het kabinet die steden ook meer geld toegekend dan het aanvankelijk van plan was.

In de Verenigde Staten kent deze vorm van journalistiek – personal computer assisted reporting – een lange traditie. Pioniers als Philip computers Meyer, bij de Detroit Free Press in de jaren zestig, en Donald Barlett en James Steel bij de Philadelphia Inquirer in de jaren ze­ventig, verwerkten al bestanden met overheidsgegevens op de mainframe computers van hun krant. Bakken vol ponskaarten kwamen daar nog aan te pas, en de journalisten moesten hun eigen programma’s schrijven.

De komst van de pc heeft dit soort journalistiek aanzienlijk bereikbaarder gemaakt. Met alledaagse spreadsheet- en databaseprogramma’s kan men vele klussen klaren. De Atlanta Journal and Constitution toonde met re­kenwerk aan gegevens uit openbare registers aan dat zwarten in die stad bij een even hoog inkomen aanzienlijk vaker een hypotheek werd geweigerd dan blanken. De Miami Herald analyseerde het verband tussen de storm­schade na een orkaan, meteorologische gegevens en de bouwjaren van de beschadigde huizen, en ontdekte zo dat massaal de hand werd gelicht met de bouwvoorschriften op het gebied van stormzekerheid. Beide projecten waren goed voor een Pulitzer Prize.

De kennis op dit terrein begint aardig gesystematiseerd te raken. Er be­staat een apart tijdschrift over zulke journalistiek, regelmatig worden cur­sussen georganiseerd, en er is een nationaal expertisecentrum, het National Institute for Computer Assisted Reporting. Aan een vierdaags congres dat dit instituut vorig najaar organiseerde namen ruim vijfhonderd journalis­ten deel, van wie vijf uit Europa. In dit werelddeel blijft het dus vooralsnog een goed bewaard geheim dat je als journalist met een computer veel meer kunt dan stukjes tikken.